Waarom?
In aquaria met een behoorlijk vissenbestand en een goed functionerend biologisch filtersysteem zorgen de afscheiding van de vissen en de mineralisatie van uitwerpselen, dode plantenmaterialen en restanten voer door bacteriën, voor een doorlopende toevoer van stikstof (nitraten, ureum) en fosfaat.
Aan deze, voor de planten zeer essentiële, voedingsstoffen zal dus niet snel een tekort zijn. Er is in een dergelijk aquarium zelfs al snel een teveel aan nitraten en/of fosfaten. Dit is dan ook de voornaamste reden waarom we een deel van het aquariumwater regelmatig moeten verversen.
Andere voor de plant noodzakelijke voedingstoffen, zoals ijzer, magnesium, mangaan en andere sporenelementen, komen via deze, zich in het aquarium afspelende, processen echter niet of nauwelijks beschikbaar. Als we voor de plantengroei een optimaal milieu willen creëren moeten we deze laatste voedingstoffen dus in voldoende mate aan de voedingsbodem en aan het aquariumwater toevoegen.
In andere aquaria, met een overvloedige beplanting in combinatie met weinig vissen en/of andere dieren, kan een tekort aan nitraat en/of fosfaat optreden.
Denk daarbij aan sterk beplante en belichte aquaria (ook de oorspronkelijk zo genoemde 'Hollandse aquaria' en 'aquascaping' aquaria) met geen, of weinig vissen. Ook bij de nano- aquaria, met een fraaie beplanting en een paar garnaaltjes als bevolking, kan een dergelijk tekort gaan ontstaan.
In deze gevallen is dan aanvullende bemesting nodig met de basisvoedingsstoffen stikstof (N), fosfaat (PO43-) en kalium (K).
In sommige gevallen, zoals bij beplanting met bepaalde specifieke plantensoorten, of bij gebruik van apparatuur die een versnelde afbraak van bepaalde groeistoffen tot gevolg heeft, dient men de algemene basisvoeding aan te vullen met extra kalium en magnesium, of met extra ijzer.
Typische problemen bij planten als gevolg van tekorten aan stikstof, fosfaat en/of kalium zijn: dwerggroei, paarskleuring door de vorming van anthocyaan, geelkleuring door chlorose als gevolg van stikstofgebrek en een algemene groeivertraging tot groeistilstand.
Daarbij komt dan vaak nog een zich geleidelijk ontwikkelend algenprobleem, dat in eerste instantie onverklaarbaar lijkt, omdat de waterwaarden verder in orde schijnen te zijn.
Tekorten aan voedingsstoffen zijn pas laat zichtbaar
Het vervelende met dit soort tekorten aan basale voedingstoffen is dat de zichtbare gevolgen zich heel geleidelijk ontwikkelen. De planten kunnen normaal gesproken grote reserves aan nitraat, fosfaat en kalium opslaan. En dat doen ze dus ook als ze onder optimale omstandigheden worden gestekt/gekweekt bij een goede kweker.
Dus, ook als er in het aquarium een tekort is aan één (of meer) van deze voedingsstoffen, kan een daarin aangeplante nieuwe plant, die van een goede kwekerij afkomstig is, in het begin best goed aanslaan. Later, als de plant de opgeslagen voorraden heeft verbruikt, beginnen dan echter alsnog de problemen.
Dit geldt ook in meer algemene zin voor de andere benodigde groeistoffen.
Conclusie: de meeste (nieuw gekochte) planten slaan eerst wel aan, de groeiproblemen treden pas later op, na verloop van tijd. Dat de problemen het gevolg zijn van tekort aan groeistoffen is voor de meeste mensen niet direct duidelijk, immers ‘de plant deed het tot nu toe prima’ ook zonder gebruik van een vloeibare plantenvoeding.
Voedingstoffen, mineralen en elementen.
We hebben nu al een paar plantenvoedingstoffen genoemd: stikstof, fosfaat, kalium, magnesium en ijzer. Maar wat betekenen deze woorden nu in dit verband?
Als wij het over voedingstoffen hebben in ons dagelijkse leven (zeg maar de voedingsmiddelen die je in de supermarkt koopt, of die vermeld worden bij een dieet), dan spreken we over koolhydraten, suikers, vetten, onverzadigde vetzuren, eiwitten, vitaminen, enz.
In dezelfde termen spreken we ook over de voedingstoffen in de voeding voor honden, katten, paarden, en ja, ook in het geval van siervissen. Dit soort voedingstoffen vormt dus de basis van de voeding voor mens en dier. En ons voedsel dient evenwichtig samengesteld te zijn uit al deze basiscomponenten. Datzelfde geldt voor het voer voor onze huisdieren.
Bij planten ligt het wat anders. Planten eten geen eiwitten, vetten, suikers of koolhydraten. Planten produceren juist dit soort stoffen, te beginnen met suikers en koolhydraten.
Voor de plant zijn de belangrijkste ‘bouwstoffen’: kooldioxide (CO2) en water (H2O). Licht is als energiebron (noodzakelijk voor de aanmaak van suiker uit deze twee bouwstoffen) eveneens van levensbelang.
Maar een plant bestaat niet alleen uit suiker of zetmeel. Al de andere bestanddelen van de plant (enzymen, vetzuren, nucleïnezuren, vitaminen, enz.) moeten ook door de plant worden gemaakt. Daarvoor zijn nog andere basisbouwstenen (elementen) nodig, die in de natuur grotendeels vanuit mineraalvorm voor de plant beschikbaar worden gemaakt.
Dit betreft met name nitraten, fosfaten en in mindere mate sulfaten en silicaten en daarbij kalium, calcium, ijzer, mangaan en magnesium in een voor planten opneembare vorm, plus nog een serie stoffen (‘sporenelementen’) in kleinere hoeveelheden.
Elementen zijn de ‘chemische’ bouwstenen in de natuur, waaruit allerlei biologische stoffen, zoals eiwitten, enzymen, koolhydraten, vetzuren, nucleïnezuren en vitamines worden opgebouwd. Alle elementen worden in de natuurwetenschappen aangeduid met een hoofdletter (b.v. N = stikstof), of de combinatie van een hoofdletter plus kleine letter (b.v. Ni = Nikkel).
De genoemde biologische stoffen, zoals de eiwitten, enzymen, vetzuren, nucleïnezuren, koolhydraten, etc. zijn grote moleculen, die opgebouwd zijn uit voornamelijk de elementen koolstof (C), waterstof (H), zuurstof (O), stikstof (N), en vaak ook wel wat fosfor (P) en/of zwavel (S).
Planten hebben dus in elk geval voedingstoffen nodig, waaruit ze deze verschillende elementen kunnen halen. We hebben al gezien dat planten CO2 nodig hebben. Al de koolstof (C), die in de plantmoleculen aanwezig is, is afkomstig van door de planten opgenomen CO2. We zeggen dan dat CO2 de koolstofbron is van de plant. Op soortgelijke wijze vormen ammonium (NH4+) en nitraat (NO3-) de stikstofbron van planten. Fosfaat (PO43-) is de fosforbron van planten. Enzovoort.
Maar er zijn meer elementen nodig voor gezonde planten. We noemen nog kalium (K), magnesium (Mg), ijzer (Fe), Mangaan (Mn). Maar ook nog vele andere in kleinere hoeveelheden. Deze laatste elementen {zoals bv zink (Zn), molybdeen (Mo), koper (Cu), seleen (Se), enz. } worden dan tezamen ‘sporenelementen’ genoemd. Ze moeten wel beschikbaar zijn, maar in hele kleine hoeveelheden. Een spoortje is zogezegd voldoende voor een gezonde groei.
In dit verband is het ook interessant om nog even terug te gaan naar de informatie over zoet water (in de rubriek ‘Gezond water’). Daar is al vermeld dat water bepaalde mineralen bevat in de vorm van opgeloste zouten. Nitraten en fosfaten treft men normaalgesproken niet of nauwelijks in het water aan. Dit terwijl er in zulk water wel vissen rondzwemmen en er dus via mineralisatie van afvalstoffen door bacteriën ook nitraten en fosfaten in het water verwacht mogen worden. Dat klopt ook wel, maar deze stoffen worden vrijwel direct weer uit het water opgenomen en gebruikt door fytoplankton, algen, waterplanten en oeverplanten.
Daardoor zijn ze in zulke lage concentraties aanwezig (net als de sporenelementen) , dat ze met de wat minder nauwkeurige bepalingen niet meer te traceren zijn. Ter illustratie: Rolf Geisler (1975) noemt een fosfaatgehalte van slechts 0,000003 mg een uitstekend voedselaanbod voor een tropische rivier.
Dat van bepaalde stoffen maar heel weinig nodig is, betekent zeker niet dat die stoffen dus niet zo belangrijk zijn voor de plant. Vaak is juist het goed functioneren van de plant (en dus een optimale groei en kleur) afhankelijk van de aanwezigheid van juist die 'spoortjes' sporenelementen.
terug naar boven
AquariumTips.nl is een initiatief van AquariumPlus
Copyright 2013: AquariumPlus